Boekhandel webshop

Op zoek naar een boek buiten de uitgeverij? Bezoek onze vernieuwde boekenwebshop

Naar DeRamshoorn.nl

Catalogus 2023-2024

Nieuwe boeken en andere artikelen voor het hele gezin

Bekijk catalogus

Dl. 40. Om de Hornkamp, W. schippers

Model: 9789461150653
Beschikbaarheid: Op voorraad
Prijs: EUR 14,95
Excl. BTW: EUR 14,95
Aantal:  
Dl. 40. Om de Hornkamp, W. schippers Dl. 40. Om de Hornkamp, W. schippers Dl. 40. Om de Hornkamp, W. schippers Dl. 40. Om de Hornkamp, W. schippers Dl. 40. Om de Hornkamp, W. schippers Dl. 40. Om de Hornkamp, W. schippers

Om de Hornkamp

Als vijand gekomen, als vriend gegaan

W. Schippers

Verschijningsdatum: 1 febr. 2015

Op landgoed de Hornkamp in Oost-Gelderland woont de heer Bruckhorn. Hij heeft zijn zinnen erop gezet om “Mariënstein”, een goedgebouwd huis in de bocht van de vijver, af te breken. Zodoende wil hij het park in haar oude staat herstellen. Het lukt hem echter niet om “Mariënstein” te kopen van dokter Witstra uit Friesland. Hierdoor verbitterd verbiedt hij zijn pachters om van de diensten van dokter Witstra gebruik te maken.

Herman Bruckhorn heeft ook problemen met zijn trotse vrouw. Zij spendeert veel geld aan mooie kleding, dure paarden en het studentenleven van haar zoon Johan in Leiden.

Bij Johan komt er een keer ten goede als hij trouwt met Nellie van Leeberg. Zij is een gelovige, opgewekte jonge vrouw uit de studentenstad die ook het hart van de heer Bruckhorn weet te veroveren.

Tijdens een logeerpartij op de Hornkamp verongelukt Nellie, doordat de koets die vrouw Bruckman mende door het op hol geslagen paard tegen een boom sloeg. Sinds die tijd is Johan het stuur in zijn leven kwijt. Zijn enige dochter Meta laat hij aan de zorgen van juffrouw Van Gilzem op het landgoed achter. Zelf leidt hij als dronkaard een ongelukkig leven in Parijs. Zijn geldgebrek wordt hem funest. Na een inbraakpoging om zijn vader van zijn laatste geld te beroven, wordt hij voorgoed weggestuurd. Ubbo, de zoon van de vroeger gehate dokter Witstra, wordt echter de grootste vriend op de Hornkamp.

 

 

CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG

 

W. Schippers

 

Om de Hornkamp / W. Schippers

- Goes: De Ramshoorn -

ISBN 9789461150653

NUR 337

Trefw.: landgoed, bosbouw, standsverschil, dokterspraktijk

 

Eerdere drukken:

1e druk: 1940

Latere drukken: uitgeverij Groen te Leiden.

 

 

Illustraties:

Omslag- en binnenwerkillustraties: Rino Visser, Goes

 

 

 

© 2014           Uitgeverij De Ramshoorn

Putwei 6 - 4464 BT Goes - tel. 0113-230340

fax. 0113-218691 - [email protected] - www.ramshoorn.nl

 

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een computerbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

 

Inhoudsopgave

 

1. Tegenstellingen

2. Het huis van de majoor

3. De schaapherder en de landheer

4. Dokter Witstra

5. Druk uitgeoefend

6. Om harentwil

7. Waar liefde woont

8. Tweeërlei arbeid

9. Een gevaarlijke rijtoer

10. Het ongeluk bij “De Zilveren Klok”

11. Vergeven noch vergeten

12. Wat de dief niet steelt

13. Een duurbetaalde overwinning

14. Vlees tot zijn arm

15. Hard tegen hard

16. Geen bitterheid meer

17. Een misdaad verijdeld

18. Als vijand gekomen, als vriend gegaan

 

 

1. Tegenstellingen

 

Voor het brede raam, dat uitzicht geeft op de heuvels en bossen van het oostelijk deel van Gelderland, zit mevrouw Bruck­horn. Doelloos laat ze haar blikken gaan over het mooie landschap, waarvoor ze nu weinig aandacht heeft.

‘Wat denk je, Herman, zou Johan vandaag thuiskomen?’

De heer Bruckhorn, die aan de andere kant van de tafel de krant zit te lezen, kijkt even op van zijn lectuur. Een wrevelige trek ligt op zijn gezicht als hij antwoordt: ‘Hij zal van­daag best komen, wees daar maar niet bang voor.’

In zijn enigszins hard klinkende stem is iets van spot duidelijk merk­baar. Dit ontgaat mevrouw Bruckhorn niet en daarom zegt ze: ‘Je schijnt er vast van overtuigd te zijn, dat Johan vandaag hier komt, hoewel hij het zelf niet met zeker­heid zeggen kon hoelang hij bij zijn studievriend in Arnhem zou blijven. Dat hing volgens Johan van verschillende om­standigheden af.’

‘Juist! En een van die omstandigheden zal wel blijken te zijn dat zijn geld op is’, vult de heer des huizes sarcastisch aan. ‘’t Is de laatste week van zijn vakantie en vandaag al vrijdag. Als hij maandagmorgen weer naar Leiden vertrekt, is hij alles bij elkaar geteld nog geen acht dagen op de Hornkamp geweest. Het gezelschap van zijn vrienden trekt hem meer aan dan dat van zijn ouders. Vandaag zal hij naar huis komen, omdat het hem aan geld gaat ontbreken. Was dát niet het geval, dan kwam hij niet voor morgenavond of helemaal niet …’

‘Zou je dan willen dat een levendige, vrolijke jongeman, zoals onze Johan, zijn vakantie hier doorbrengt om met een paar honden door het park en de bossen te dwalen, zoals jij nu eenmaal graag doet?’ Tamelijk bits klinkt deze laatste opmerking van mevrouw Bruckhorn, die door haar echtgenoot dan ook kortaf beantwoord wordt met de woorden: ‘Het enige wat ik van hem verlang is dat hij wat meer ernst met zijn studie maakt en wat minder geld over de balk gooit.’

Daarmee beschouwt de heer Bruckhorn het gesprek als beëindigd en hij verdiept zich opnieuw in de aankondigingen van verkopingen van landerijen en huizen. Als voormalige notaris blijft hij nog altijd belang stellen in de dingen, die zijn voor­malig beroep betreffen.

Op het gezicht van mevrouw Bruckhorn tekent zich een dreigende uitdrukking af. Ze dringt echter de heftige woorden die op haar lippen branden terug, met meer zelfbeheersing dan ze gewend was. De mogelijkheid bestaat dat haar zoon ieder ogenblik thuis kan komen en een ruzie met haar man komt haar nu minder dan ooit gelegen.

Vol en helder dringen de stralen van de warme septemberzon de grote, weelderig gemeubileerde kamer binnen. En toch, ondanks alles wat rijkdom en goede smaak deze beide mensen kan geven, woont er geen geluk en vrede op de Hornkamp. De huiselijke omstandigheden in het kleine gezin van de Bruckhorns bieden maar al te vaak aanleiding tot wrijving tussen de beide echtgenoten. Mevrouw is in hoge mate prikkelbaar en de oud-notaris kan moeilijk tegenspraak verdragen.

 

Herman Bruckhorn was op het landgoed geboren, maar als zoon van de toenmalige rentmeester, die de belangen van de familie bij wie hij in dienst stond op voorbeeldige wijze behartigde. Die familie bestond in de tijd dat Herman Bruckhorn de dorpsschool goed had doorlopen, uit de oude landheer en zijn beide ongetrouwde dochters.

Omdat de jonge Herman goed kon leren en aanleg voor studie leek te hebben, werd besloten dat hij in elk geval goed middelbaar onderwijs zou ontvangen. Daarna kwam hij op een groot notariskantoor terecht, studeerde hard, zodat hij op betrekkelijk jonge leeftijd kandidaat-notaris was. Hij won het volle ver­trouwen van de notaris en van diens cliënten en daar­door werd hij bekend met familieomstandigheden die voor anderen verborgen bleven. Zo was hem bekend geworden dat een modeontwerpster, die in een kledingmagazijn werkte, een zeer aanzienlijke erfenis te wachten stond. Dit meisje zelf wist daar niets van.

Op handige, schijnbaar ongezochte wijze wist Bruckhorn met haar in kennis te komen en het meisje, dat niet meer zo jong en allesbehalve mooi was, voelde zich gevleid door de attenties van de beschaafde, innemende jongeman, van wiens baatzuch­tige bijbedoelingen ze natuurlijk niets vermoedde. Nog geen jaar was Herman Bruckhorn verloofd met Meta Vosser of hij gaf al zijn wens te kennen om zo spoedig mogelijk met haar in het huwelijk te treden.

Hij wist dat er snel een kandidaatsplaats vrij kwam op een groot welvarend dorp in Gelderland en dat hij daarvoor een goede kans maakte. Financieel ging hij dan ook zoveel voor­uit, dat hij in staat zou zijn op eenvoudige wijze een vrouw te onderhouden. ’t Klonk allemaal zo natuurlijk mogelijk.

Meta Vosser had voor die keus slechts enkele bezwaren geopperd. Diep in haar hart was het haar grootste ver­langen de omgeving en werkkring te kunnen verlaten, waar letterlijk niets haar aantrok.

Niemand die de jonge kandidaat-notaris van dichtbij kende, kon begrijpen waarom hij juist dit meisje als vrouw had begeerd. Ze was veel ouder dan hij. Geld of goed bezat ze niet. In haar verschijning was niets aantrekkelijks en haar koude, fletse ogen waren ook niet bepaald spiegels van een diepgaand zielenleven of een bijzonder hoogstaand karakter.

Veel kennissen had Herman Bruckhorn niet. Hij had altijd enigs­zins teruggetrokken geleefd in de tijd die hij in Arnhem had doorgebracht. Zij die hem enigszins kenden, hadden lachend de schouders opgehaald en gezegd: ‘Liefde is blind.’

Slechts één was er, die Herman beter kende dan alle anderen samen. Dat was zijn vader, de trouwe rentmeester van de Hornkamp.

De jongeman had natuurlijk zijn verloofde ook meegenomen naar zijn ouderlijk huis waar het meisje, zowel door de oude heer Bruckhorn als door diens huishoudster, vriendelijk werd ontvangen. Die beiden hadden zich na de eerste kennismaking al afgevraagd wat de koele, scherp­ziende Herman ertoe gedreven kon hebben om juist op Meta Vosser zijn keus te laten vallen. Veel sneller dan men in de rentmeesterswoning gedacht had, deelde Herman aan zijn vader de aanstaande huwelijksplannen mee. Al eerder had hij met zijn vader gesproken over een mogelijke verbetering van zijn positie.

Een en ander had op de oude man geen prettige indruk ge­maakt. Niets bezat hij meer op deze wereld dan zijn zoon. Zijn vrouw was al jaren geleden gestorven. Op het terrein van de Hornkamp was de jongen opgegroeid, totdat hij voor zijn verdere opleiding van huis moest. Feitelijk had Herman zijn vader nooit veel zorg gegeven, tenminste niet wat het maatschappelijke betrof. Het innerlijk van de knaap kon de vader niet doorgronden. Zelf was de heer Bruckhorn een man, voor wie Gods Woord geen lege klank was en in die geest had hij ook geprobeerd om zijn zoon op te voeden. Daarbij was hij nooit echt op tegenstand gestuit. Nooit ontbrak Herman bij het Bijbellezen. Hij toonde zich ook nooit afkerig om ’s zondagsmorgens met zijn vader mee te gaan naar de kerk. Dan zat hij daar onbeweeglijk in de met veel snijwerk versierde bank en luisterde, zonder enig teken dat er iets van het gesprokene tot hem doordrong.

’t Werd de vader bij het ouder worden van zijn jongen steeds duidelijker, dat alles aan hem voorbijging zonder ook maar enige invloed op hem uit te oefenen. Wat hem voorgezet werd als geestelijke spijs, behandelde hij, zoals hij zijn leervakken deed. En toen hij ouder werd, zag hij in de Persoon van de Christus slechts de Rabbi van Nazareth, de grote Leraar der Joden, Die als martelaar viel, omdat Hij Zijn tijd vooruit was. Aan de hand van de Bijbel had de oude heer Bruckhorn tal­loze keren geprobeerd zijn jongen te overtuigen van zijn dwaling, maar zijn pogingen stuitten af op de ijskorst, waarmee de ziel van zijn zoon als ’t ware omgeven was.

Toch was er op het gedrag en de levenswandel van Herman Bruckhorn voor het uiterlijk niets aan te merken, ook niet toen hij de leeftijd bereikt had waarop hij geheel op eigen wieken ging drijven.

Op zijn voorgenomen huwelijk was feitelijk ook niets aan te merken. Zijn meisje was ongeveer van dezelfde gezindheid als hij en ze had steeds keurig en ingetogen geleefd.

Toch had de oude heer Bruckhorn zich gedrongen gevoeld om met zijn zoon over een en ander ernstig te spreken. ‘Herman, je bent nu zevenentwintig jaar oud en je bezit mogelijk meer kennis en wijsheid dan ik’, had hij gezegd, ‘maar toch moet ik je een vraag stellen, waarop ik een eerlijk antwoord ver­wacht. Je wilt gaan trouwen en ik heb er niets op tegen. Alleen wil ik graag weten of je denkt met deze vrouw gelukkig te zullen worden? Ga je je leven met haar verbinden zonder bijbedoelingen? Onthoud dit woord van je vader: slechts dáár, waar liefde woont, gebiedt de Heere Zijn zegen. Ik weet wel dat jij niet hecht aan het oude geloof dat mij dierbaar is, maar ik geef je de verzekering, Herman, dat daar waar géén liefde tussen echtgenoten bestaat, géén geluk zal wonen, al werd je ook miljonair.’

‘Wat de toekomst ons brengen zal, weet ik evenmin als u, maar voor het tegenwoordige hoeft u zich geen zorgen te maken, niet om mij, maar ook niet om Meta.’

Het antwoord van zijn zoon bevredigde de rentmeester niet. ‘Ik wil er niet verder over praten, Herman, misschien zul je nog weleens aan mijn woorden denken als ik er allang niet meer ben.’

Daarmee was het gesprek geëindigd.

 

De jonge Bruckhorn was getrouwd, had de plaats gekregen op het notariskantoor in het grote dorp, waar in wijde omtrek rijke boeren woonden.

Hij had nu een behoorlijk inkomen, ruim voldoende om in de behoeften van zijn klein gezin te voorzien. Maar tevreden was Herman niet. In zijn gesloten, voor anderen ontoegankelijk innerlijk, groeide de zucht naar rijkdom en bezit.

Deze begeerte vormde wel een hoofdtrek van zijn karakter, hoewel niemand zeggen kon dat kandidaat Bruckhorn gierig of inhalig was. Daarvoor was hij eigenlijk te trots en waar het hem gepast leek, gaf hij ruim en gemakkelijk geld uit. Zijn verlangens en de eisen die hij aan het leven stelde, strekten zich veel verder uit dan om met moeizaam sparen en na verloop van veel tijd zich wat vermogen te verwerven. Veel liever wilde hij het lot dwingen hem te begunstigen.

Door met Meta Vosser te trouwen had hij een stap in die richting gedaan. Maar het resultaat van die stap liet nog altijd op zich wachten.

De jaren verliepen. In het dorp vlak bij Bruckhorns geboorte­plaats stierf de oude notaris. Herman deed moeite en kreeg de benoeming tot notaris. Zo zag hij zijn inkomen stijgen en ten slotte stierf ook de oude man, die zijn bezittingen naliet aan Meta Vosser, nu mevrouw Bruckhorn.

 

Inmiddels hadden er in de loop van de jaren veel veranderingen plaatsgevonden op de Hornkamp. Eerst was de oude landheer ge­storven en na zijn overlijden werd het leven voor de beide achter­gebleven dochters nog eenzamer. Zolang de trouwe rentmeester, die overal voor zorgde, nog leefde, dachten de beide dames er niet over het oude vaderlijke erfgoed te verlaten. Slechts een jaar na het sterven van zijn meester kwam echter ook voor rentmeester Bruckhorn het moment van sterven.

Toen besloten de twee zussen het oude landgoed te verkopen en zich liever in de stad te vestigen dan met een nieuwe rent­meester, die ze niet kenden, de zorg over het beheer van hun goederen weer op zich te nemen.

Wat was natuurlijker dan dat notaris Bruckhorn, die ze van kindsbeen af kenden, opdracht kreeg de Hornkamp te verkopen? Het landgoed kwam onder de hamer, maar de tijdsomstandig­heden waren niet gunstig voor de verkoop van dergelijke goederen en het kon niet opbrengen wat de dames er zich van hadden voorgesteld. Er ging geruime tijd overheen, maar toen er geen hoger bod kwam, was het notaris Bruckhorn zelf, die het landgoed voor die prijs opkocht. De algemene gedachte was, dat de notaris de Hornkamp had opgekocht met de be­doeling het landgoed later zo mogelijk met winst van de hand te doen. Maar toen hij er zich kort daarop vestigde en meteen met scherp beleid en krachtige hand alles regelde en bestuurde, vergat men snel dat hij de zoon van de oude rentmeester was en zag men in hem slechts de machtige be­zitter van de Hornkamp.

Toen stond de notaris op het hoogste punt van wat hij ooit gedroomd had te zullen bereiken. Zo ogenschijnlijk zou men toch moeten zeggen, dat hij nu wel tevreden en gelukkig moest zijn. Voor het oog van de buitenwereld was dat ook zo. In de gehele omtrek gold hij voor een man van aanzien en zijn woorden waren vol gezag voor ieder die met hem in aanraking kwam.

 

Wás de heer van de Hornkamp dan niet gelukkig? Wanneer men met geluk slechts het bezit van geld en goed be­doelt, dan ongetwijfeld, maar …

‘Slechts dáár, waar liefde woont, gebiedt de Heere Zijn zegen’, had zijn oude vader tegen hem gezegd, vóór hij met Meta Vosser in het huwelijk trad. En er woonde géén liefde in huize Hornkamp.

Hoe kon het ook, waar slechts geldzucht de drijfveer van zijn handelingen geweest was ten opzichte van de vrouw aan wie hij zich voor het leven had verbonden!

En zij, Meta Vosser? Ze had het in haar ondergeschikte functie slecht naar de zin gehad, want met haar lastig humeur en uiterst lichte prikkelbaarheid, kon het geen ver­wondering wekken dat ze in de omgeving waarin ze haar brood moest verdienen, nooit liefde, zelfs geen vriendschap had ondervonden.

Persoonlijk zag ze, toen Herman Bruckhorn op haar pad kwam, in hem slechts het middel om een onafhankelijke positie te krijgen en ze aarzelde niet om daarvan gebruik te maken. IJdel, en in hoge mate met zichzelf ingenomen, was het zelfs niet in haar opgekomen om zich de vraag te stellen of de gevoelens van de kandidaat-notaris tegenover haar wel oprecht waren. Het feit alleen, dat hij, een knappe jongeman, met een mooie toekomst in het vooruitzicht, haar tot vrouw begeerde, terwijl hij wist dat ze slechts een arme modeontwerpster was, sprak im­mers voor zichzelf.

Opmerkelijk gauw had ze zich in haar nieuwe positie ingewerkt, wat haar niet al te moeilijk viel, omdat ze op haar vroegere werk met dames van allerlei stand omging. Ze was in die tijd maar al te vaak uit de hoogte behandeld en misschien uit bitterheid daarover behandelde ze als notaris­vrouw ook iedereen die ze in stand beneden zich achtte, uit de hoogte en met trots.             

Ook in haar verbeterde levensomstandigheden vond ze al snel bronnen van ergernis, die aanleiding werden tot onaangenaam­heden in haar gezin.