Boekhandel webshop

Op zoek naar een boek buiten de uitgeverij? Bezoek onze vernieuwde boekenwebshop

Naar DeRamshoorn.nl

Catalogus 2023-2024

Nieuwe boeken en andere artikelen voor het hele gezin

Bekijk catalogus

Deel 18 ~ Strumpelkenshoef, W.. Schippers

Deel 18 ~ Strumpelkenshoef, W.. Schippers
Model: 9789461150196
Beschikbaarheid: Op voorraad
Prijs: EUR 14,95
Excl. BTW: EUR 14,95
Aantal:  
Deel 18 ~ Strumpelkenshoef, W.. Schippers

 

Strumpelkenshoef,

Eerlijk duurt het langst, W. Schippers

 

Jakob Knubbe woont in Noord-Brabant in de grensstreek met België. Misoogsten dwingen hem om op ‘Strumpelkenshoef’ bij Strumpele Gard om hulp aan te kloppen.

Deze eigenaardige bewoner van het boerenlandhuis geeft hem een paard mee onder voorwaarde dat hij het dier voor een bepaalde datum zal moeten betalen of weer zal moeten afstaan. De nood klimt zo hoog dat Jakob Knubbe, ondanks de weerstand van zijn vrouw, gaat smokkelen. Het lukt hem inderdaad het paard te betalen.

Wanneer hij ’s nachts zijn broer net over de grens opzoekt om afstand te doen van zijn geweer, wordt de trouwe veldwachter Lubach neergeschoten door Arend van Lingen. Jakob komt daar echter voor in de gevangenis terecht. In de rechtszaal wordt de moord opgehelderd. Jakob krijgt zijn vrijheid terug.

Voor Strumpele Gard breekt er een kritiek ogenblik aan wanneer door het onweer zijn bezittingen verbranden en zijn enige dochter Waldien in het rokende huis om hulp roept. De eerst zo trotse eigenaar van Stumpelkenshoef leert bidden om haar behoud.

 

Schippers ontleende ook voor dit boek zijn stof aan ware gebeurtenissen die mensen hem vertelden. Juist door het echte leven als achtergrond en zijn rake typering van de mensen wiens levens hij beschrijft, worden zijn boeken ook nu nog door duizenden gelezen.

 

Inhoudsopgave

1. Het is knudde bij boer Knubbe

2. Vrouw Nel maakt bezwaren

3. De koop gesloten

4. Zorgen van Strumpele Gard

5. Strumpele Gard drijft handel in Breda

6. Gaan smokkelen?

7. Nard komt terug

8. Wat Waldien mist

9. Een angstig voorgevoel

10. Een vreselijk ongeluk

11. Bevreesd voor verdenking

12. Het gerucht van de moord bereikt ‘Strumpelkenshoef’

13. Jakob Knudde gearresteerd

14. Aangeboden hulp

15. Tussen hoop en vrees

16. Waarheid in de rechtszaal

17. Behoed mijn kind!

18. De beste tijd van mijn levenoofdstuk

 

1. Het is knudde bij boer Knubbe

 

Het ongunstige weer was eigenlijk al in juni begonnen, kort na de langste dag. De wind kwam voortdurend uit het westen en noordwesten en joeg regenwolken voor zich uit, die zich telkens met geweld ontlastten, terwijl iedereen zo grote behoefte had aan zonnewarmte.

Met zorg, vaak vermengd met bitterheid, hadden de boeren uit de dorpen en gehuchten, die zich uitstrekten langs de Noord-­Brabants-Belgische grens uitgezien naar beter weer.

Gras was er voldoende, zodat het vee geen gebrek hoefde te lijden. Ook verschaften de uitgestrekte heide en de bosran­den de schapen voedsel, maar het gemaaide gras was bedorven door de overmatige neerslag en nu dreigt ook het op het veld staande koren hetzelfde lot.

 

Langs de dreef, die zich in allerlei bochten door het lage kreu­pelhout een weg baant, loopt in de avondschemering een nog jonge man. Om de miezerige motregen schijnt hij weinig te geven, en haast heeft hij blijkbaar ook niet.

Op het eerste gezicht lijkt Jakob Knudde een norse en onvriendelijke man, maar voor wie hem beter kent, is hij vriendelijk en be­hulpzaam. Zijn vrouw en kinderen kunnen zich geen betere man en vader wensen. De strijd om het bestaan valt hem echter zwaar. Ondanks alle ploeteren en zorgen is het Knubbe de laatste jaren behoorlijk tegengelopen. Dit is dan ook de reden dat hij deze avond zo moedeloos langs de dreef loopt.

Het oude boerderijtje, waarop zijn vader al geboren was, staat aan het einde van de dreef en draagt de naam ‘Kruishof’, waarschijnlijk omdat het aan een kruispunt staat van een paar landwegen.

 

Acht jaar geleden leefde Jakobs moeder nog – zijn vader was allang geleden gestorven – en toen was het al moeilijk voor de weduwe en haar twee zoons om het hoofd boven water te houden.

Minder moeilijk zouden zij het gehad hebben als Jakobs broer Nardus even hard had gewerkt als hij, maar daaraan ontbrak heel wat. Nard Knubbe was niet te lui of te dom om te wer­ken. Als hij wilde, kon hij als de beste overweg met ploeg en eg, hooivork en dorsvlegel. Maar het bos, de ruige hei en de onmiddellijke nabijheid van de grens waren dingen die Nard maar al te vaak sterker trokken dan het dagelijkse werk. Hoewel ze zo verschillend van karakter waren, begrepen de beide broers elkaar toch heel goed. Jakob kon zich op zijn tijd best vermaken met de jonge boeren uit de omgeving, maar hij had een hekel aan een ongeregeld leven. Nard daarentegen dronk vaak meer dan goed voor hem was. Bij bier en kaart­spel vergat hij de tijd, en het gestroopte wild maakte hem zo’n leven mogelijk. Mocht hij nu en dan krap bij kas zitten, dan was er met smokkelen altijd wel wat te verdienen.

Ook Jakob was vóór zijn huwelijk niet afkerig van wildstropen, maar smokkelen wilde hij niet. Daar was hij uit principe op tegen. Vaak genoeg had hij zijn broer beschuldigd, dat hij zich van geld voorzag door middel van de verboden smokkelhandel. Nard haalde dan onverschillig de schouders op en zei: ‘Jaap, als je werkelijk zo’n zoete jongen wilt zijn, moet je ook het wild op het grondgebied van de baron met rust laten. Dat is net zo goed strafbaar voor de wet als mijn handel voor of achter de grens.’

‘Als ik in de winter een vos schiet, die op onze kippen loert of een haas die het winterkoren opvreet, benadeel ik daar niemand mee. Voor de baron en zijn jachtgenoten blijft er nog wild ge­noeg over, maar met smokkelen benadeel je het Rijk’, had Jaap geantwoord.

‘En met stropen besteel je de landheer. Dat komt op hetzelfde neer, Jaap. Houd je vermaningen maar voor je.’

Zo was meestal het verloop van de gesprekken over dit onder­werp geweest. De moeder stond steeds aan de kant van haar oudste zoon.

Met Nardus Knubbe was het intussen van kwaad tot erger ge­gaan, totdat zich iets voordeed wat voorlopig een einde maakte aan zijn smokkelaarsloopbaan.

 

Het was een donkere winternacht. Een troepje smokkelaars probeerde een partij koopwaar over de grens te brengen. Waar­schijnlijk door verraad, waren de grenswachten van hun plan op de hoogte. De smokkelaars liepen in een hinderlaag, met het gevolg, dat behalve de smokkelwaar slechts een van de smokkelaars in hun handen viel. Hij was door een karabijnschot in het been gewond en kon daarom gearresteerd worden. De an­deren wisten te ontkomen, terwijl bij het korte maar hevige ge­vecht ook een van de grenswachters was gewond geraakt. Die was wel een tijd buiten bewustzijn, maar toen hij bijgekomen was, kon hij een tamelijk nauwkeurige beschrijving geven van de man die hem had neergeslagen. Het was Nard Knubbe.

Vóór het aanbreken van de dag kwamen twee marechaussees op de ‘Kruishof’. Zij vroegen aan Jakob en zijn moeder waar Nardus was. Zowel de weduwe als haar zoon konden naar waarheid getuigen dat Nard de vorige avond tussen licht en donker de deur was uitgegaan om bij kennissen te gaan kaar­ten. Op de angstige vragen van moeder en zoon waren zij weinig of niet ingegaan. Nadat zij een grondig onderzoek hadden ingesteld of de man die zij zochten zich in de ouderlijke woning verborgen hield, waren ze onverrichter zake vertrokken.

De aan het been gewonde smokkelaar werd herhaaldelijk scherp ondervraagd, maar hij liet niets los over de mannen die met hem hadden deelgenomen aan de smokkelpartij.

Het gebeurde maar heel zelden dat een smokkelaar zijn kame­raden verried. Daardoor zou hij zich onherroepelijk de wraak van de anderen op de hals halen. En ook deze jongeman hield koppig vol dat hij de anderen slechts bij toeval aan de grens had ontmoet en ze verder niet kende.

Van Nard zag of hoorde men niets meer op de ‘Kruishof’. Men nam stilzwijgend aan dat hij aan de andere kant van de grens, op Belgisch grondgebied, zou blijven, totdat zijn over­treding in het vergeetboek zou zijn geraakt, om dan misschien in de eigen omgeving terug te keren.

Een paar jaar verliepen zonder enig bericht van Nard, totdat op zekere dag een reizend marskramer op de ‘Kruishof’ bericht kwam brengen over de vluchteling. De marskramer had Nard ontmoet in een herberg in een Duits bergdorp, waar hij werkte in een steengroeve.

Dat was zo ongeveer alles wat men van Nard had vernomen. Behalve op de ‘Kruishof’ was men de jonge smokkelaar al vlug vergeten.

Moeder Knubbe kon er niet overheen komen dat haar jongen, die altijd haar lieveling was geweest, als een balling moest rond­zwerven. Zij bleef over hem tobben en piekeren. Al deed ze gewoon haar werk van de morgen tot de avond, het verdriet knaagde aan haar hart en sloopte langzaam maar zeker haar krachten. Zonder haar jongen te hebben teruggezien, sloot zij voorgoed de ogen.

Haar zoon Jakob bleef toen alleen achter. Dat duurde echter niet zo heel lang. Tot ieders verwondering volgde Nel Kisbeek Knubbe als vrouw naar zijn armoedige boerderij. Schapen­boer Kisbeek was ook niet rijk aan aardse goederen, maar toch had Nel, volgens de mensen uit die streek, wel een beter huwelijk kunnen doen. De jonge vrouw stoorde zich echter niet aan die praatjes. Zij hield van Jaap Knubbe en verbond haar levenslot aan het zijne, maar op één voorwaarde: dat hij geen wild meer zou stropen op het jachtgebied van de landheer. Die angst voor het stropen had Nel gekregen toen haar enige broer bij een nach­telijke strooptocht in een van de diepe vennen vlak bij de grens was verdronken.

Twee kinderen werden op de ‘Kruishof’ geboren. Hoewel schraalhans er vaak keukenmeester was, heersten er toch geluk en vrede op de hoeve.