Boekhandel webshop

Op zoek naar een boek buiten de uitgeverij? Bezoek onze vernieuwde boekenwebshop

Naar DeRamshoorn.nl

Catalogus 2023-2024

Nieuwe boeken en andere artikelen voor het hele gezin

Bekijk catalogus

Deel 17 ~ De straatmuzikant, W. Schippers

Deel 17 ~ De straatmuzikant, W. Schippers
Model: 978941150158
Beschikbaarheid: Op voorraad
Prijs: EUR 14,95
Excl. BTW: EUR 14,95
Aantal:  
Deel 17 ~ De straatmuzikant, W. Schippers

 Straatmuzikant

Het loon der zonde, W. Schippers

 

Kithof, de lappenkoopman, verliest, tijdens een van zijn tochten midden op de hei door een gewapende roofoverval, het leven. Straatmuzikant Martinus Minke trekt zich het geval erg aan en spant zich in om de dader op te sporen.

Op het schuttersfeest in de Noord-Brabantse plaats O. gedraagt de molenaarszoon Nikolaas Eilkamp zich verdacht. Hij verhindert Pauline, de dochter van Kithof, om met het karretje van de bakker na afloop van het feest terug te keren naar huis. Martinus Minke brengt Nikolaas erg aan het schrikken, waardoor de verdenking van de moord op hem valt. Nikolaas Eilkamp blijkt in moeilijkheden gekomen te zijn door zijn contact met de dochter van de bezembinder Scharbing. Martinus Minke koopt daar de beurs van Kithof en slaagt erin het raadsel van de roofmoord op te helderen. Nikolaas moet ervaren wat het loon der zonde is. Maar zijn vader, die bij weduwe Kithof zijn schuld belijdt, mag vergeving ervaren.

1.  De misdaad

 

Nu de bloemen gaan verwelken

En de zomer van ons gaat;

Als in ’t bos de zangers zwijgen,

En de zwaluw ons verlaat ...

 

Het lied op zichzelf was wel vol weemoed en scheidings­smart, maar zij die het met heldere, zuivere stem zingt, ziet er op dit ogenblik niet naar uit of ze het erg betreurt dat de zwaluwen zich weer gereedmaken voor de verre tocht naar zonniger oorden.

Nee, treurig of weemoedig gestemd is Pauline Kithof niet. Daarvoor kijken haar heldere, bruine ogen nog te vrolijk het leven in. Al heeft ze in haar negentien levensjaren ook een donkere tijd leren kennen, die intussen al enkele jaren achter haar ligt. Al is het waar dat ze die tijd nooit zal vergeten, toch doet haar opgeruimdheid Pauline meestal de zonnige kant van het leven zien.

 

Ruim twintig jaar geleden had Paulines vader zich hier in het welvarende Noord-Brabantse dorp R. gevestigd als handelaar in manufacturen[1]. Hoewel hij in het begin met zware zorgen te kampen had, was het hem door hard werken en eerlijkheid langzamerhand gelukt zich een goed burgerbestaan te verschaffen.

Paulines vader was een krachtig man geweest, met een stoer, volhardend karakter. Kithof werkte in een streek waar de meeste mensen rooms waren. Hij dreef zijn handel in een gedeelte van Noord-Brabant. Voor een protestantse man was het beslist niet gemakkelijk om vaste voet te krijgen en het ver­trouwen van de plattelandsbewoners te winnen. Maar, zoals gezegd, het was Kithof toch gelukt. In de afgelegen dorpen en gehuchten was de lappenkoopman een welkome gast, die zowel in de pastorie door de huishoudster van meneer de pastoor, als in de schamele woning van de arme dagloner door diens vrouw werd ontvangen.

Hij wist precies wat ieder nodig had. De grote, waterdichte zak, die hij aan stevige riemen over zijn brede schouders droeg, leek wel onuitputtelijk. Had hij soms niet bij zich wat men wilde kopen, dan deed men een keus uit zijn stalenboek. Als de koopman terugkwam, bracht hij het verlangde mee.

Onder de brandende stralen van de zomerzon, in storm en sneeuwjacht, altijd was Kithof op pad. Pas als op het eind van de week zijn rugzak leeg raakte, nam hij de weg naar huis, om de zak weer te vullen en de resterende tijd bij vrouw en kind door te brengen.

Dit leven had hij ongeveer vijftien jaar volgehouden. Zijn vrouw drong er destijds vaak op aan om maar liever thuis te blijven. De winkelzaak ging steeds beter lopen en het was eigenlijk niet meer zo nodig om met die zware zak op de rug door weer en wind de vaak onveilige wegen langs te trekken.

Kithof had telkens om het voorstel van zijn vrouw gelachen. Zeker, het viel hem wel eens zwaar als de stormwind over de heide gierde in de late herfst, of als de overvloedig gevallen sneeuw bij winterdag de vaak donkere bospaden bijna onbegaanbaar maakte. Maar toch, Kithof had bos en heide lief. Lachend had hij zijn vrouw geantwoord dat hij er niet meer voor deugde om achter de toonbank te staan.

De veiligheid van de landwegen liet in Brabant nogal wat te wensen over. Zijn vrouw had gesproken over haar angst en onrust; men hoorde immers zo vaak van berovingen, ja, zelfs van moord!

Daarbij kwam dat Kithof uiteraard soms tamelijk veel geld bij zich had en de wegen, die de dorpen met elkaar verbonden, meestal over de eenzame heidevlakte of ook door bosgewas voerden, waar stropers, smokkelaars of landlopers de eenzame wandelaar konden overvallen en ... Zoals gezegd, had baas Kithof gelachen om de bezwaren van zijn vrouw.

Overdag liep hij immers altijd ongestoord over die wegen. De stropers en smokkelaars kenden hem wel. Zij zouden de lappenkoopman geen kwaad doen. En dan de landlopers …! Eens was het Kithof overkomen dat zo’n haveloze kerel vanachter een boom hem plotseling de doortocht belette met de woorden: ‘Je geld of je leven!’ en een oud, roestig pistool op zijn borst richtte.

De koopman, die als voormalig soldaat wel verstand van vuur­wapens had, zag met een enkele blik dat de haan aan het pistool ontbrak. Met één slag van zijn zware doornstok velde hij zijn aanrander neer. Een tweede slag was niet nodig geweest; de man kermde zó vreselijk om genade en zijn plat Vlaams klonk zó lachwekkend, dat Kithof hem zelf overeind had geholpen en behalve een flinke vermaning, de stakker een handvol kopergeld had gegeven.

Nee, nee, het was dwaasheid van zijn vrouw, zich over dergelijke dingen zo ongerust te maken. Om die, in Kithofs ogen, volkomen onnodige bezorgdheid kon hij toch zijn zo voordelige handel niet opgeven?

Pas als bij het klimmen van de jaren de last van zijn pak hem te zwaar zou worden, ja, dan zou Kithof rust nemen en thuis blijven ...

De mens wikt, maar God beschikt. Er was anders over hem besloten en het bleek op een vreselijke wijze dat moeders onrust niet zo ongegrond was als de arme Kithof destijds meende.

’t Was al diep in de herfst toen Kithof op een stormachtige vrijdagmiddag uit een gehucht vertrokken was om vóór het helemaal donker zou zijn, het dorp O. te bereiken, waar hij sinds jaar en dag altijd overnachtte.

’s Avonds had de waard uit de Gulden Kan nog tegen een paar boeren, die een pot bier dronken, gezegd: ‘Wat is de lappenkoopman laat dit keer. Zou hij vanavond niet meer komen? Hij is er anders altijd, maar hem kan natuurlijk iets mankeren.’

‘Dat zou wel kunnen’, had de jongste van de beide mannen ge­zegd, ‘maar ik zag hem anders ongeveer drie uur geleden gezond en wel met zijn pak op de rug het erf van de oude korenmolen te U. opstappen. Hij zwaaide nog met zijn stok als groet, toen ik hem op mijn kar voorbijreed.’

‘Dan begrijp ik er niets van, dat hij niet allang hier is. Mogelijk heeft hij een uurtje met de molenaar zitten praten of zich op een andere manier langer opgehouden dan zijn gewoonte is, hoewel ik het me niet kan voorstellen, want hij zorgt altijd vóór het donker hier te zijn.’

De beide bezoekers waren al vlug daarna vertrokken. Voordat hij ging slapen, had Gijs van Deurne, zoals hij gewend was, nog even de deur van de gelagkamer geopend en was naar buiten gegaan om naar de lucht te kijken.

’t Was wel ruw weer geweest en de stormwind, die huilend over de donkere, gedeeltelijk met bos begroeide hei kwam aangieren, voerde een koude regen met zich mee, die de waard uit de Gulden Kan noodzaakte om zo vlug mogelijk naar binnen te gaan en zijn deur met meer dan gewone zorg te vergrendelen.

Het duurde echter nog wel een uur voordat de kastelein kon besluiten naar bed te gaan, zó vast en zeker rekende hij erop dat Kithof nog komen moest.

 

[1] Geweven kleding.