Boekhandel webshop

Op zoek naar een boek buiten de uitgeverij? Bezoek onze vernieuwde boekenwebshop

Naar DeRamshoorn.nl

Catalogus 2023-2024

Nieuwe boeken en andere artikelen voor het hele gezin

Bekijk catalogus

Deel 25 - De zoon van schipper Holting, W. Schippers

Deel 25 - De zoon van schipper Holting, W. Schippers
Model: 9789461150332
Beschikbaarheid: Op voorraad
Prijs: EUR 14,95
Excl. BTW: EUR 14,95
Aantal:  
Deel 25 - De zoon van schipper Holting, W. Schippers

De zoon van schipper Holting, W. Schippers

Op de vlucht als een misdadiger

 

Jakob Holting, de zoon van schipper Holting, groeit samen met zijn zus Suze op in het ‘Witte Huis’ aan de zee. Maar hij moet al jong zijn moeder missen die hem de weg van zaligheid voorhield.

Schipper Holting hertrouwt met een ijdele, Belgische vrouw, die samen met haar zoon Charles ook intrek neemt in het ‘Witte Huis’. Na het vertrek van schipper Holting met ‘De Noordstar’ naar zee, geven de nieuwe bewoners zich over aan een bandeloos, zorgeloos leven vol dans en drank. Dit tot groot verdriet van Jakob en zijn zus Suze, die door Jans, de huishoudster, wordt verzorgd.

Jakob heeft zijn vader beloofd Charles met rust te laten. Maar dat wordt voor hem onmogelijk als deze zijn hond dood maakt en de pop van Suze, die ze van moeder kreeg, vernielt. Met een spa slaat hij Charles neer en vlucht de zee op met de gedachte een moord op zijn geweten te hebben.

Door een schoener wordt hij opgevist. Aan boord van het verwaarloosde schip heeft hij het moeilijk. Alleen met Sam, een neger die hem gered heeft, sluit hij vriendschap.

Als schipper Grai door een matroos verraderlijk overvallen wordt, slaagt Jakob erin een moord te voorkomen. Door het gevecht slaat de aanvaller overboord. Uit dankbaarheid belooft de schipper Jakob geen sterke drank meer te drinken.

Het leven aan boord wordt nu veel aangenamer. Maar voortdurend kwelt Jakob de gedachte nog, dat hij zijn thuis moet missen en als een misdadiger berecht zal worden. Op Java ontmoet hij onverwacht een oude bekende, waardoor er een wending ten goede komt.

 

Inhoudsopgave

1.          Schipper Holting aan het sterfbed van zijn vrouw

2.          Een gelukkig huwelijk dat voorbij ging

3.          Het nieuwe huwelijk van Holting

4.          Schipper Holting vermaant zijn kinderen

5.          Pluto van Jakob doodgeschoten

6.          De wraak om de pop van Suze

7.          De ontsteltenis over de moordaanslag

8.          Jakob vlucht de zee op

9.          Kennismaking met Sam

10.              Geslagen en een Bijbel gekocht

11.              Kapitein Grai luistert een goed gesprek af

12.              Een moordaanslag met een wonderlijke uitkomst

13.              Een blij weerzien

14.              Ontroerend thuiskomen

 

1.  Schipper Holting aan het sterfbed van zijn vrouw

 

Het is een mooie dag in de maand augustus. En het zonnetje, dat zoëven nog fel op het gloeiende duinzand scheen, schuilt nu achter witte zomerwolkjes weg, die zich zachtjes langs de blauwe hemel voort­bewegen als de zeilende scheepjes op de machtige wateren van de Noordzee.

Hoe effen en stil, hoe vredig en kalm strekt zich daar dat onmetelijke watervlak uit. Traag en loom bespoelen de lichte golfjes het gele strand alsof zij vermoeid zijn van het kabbelen op het zand in de hete zonnegloed.

Maar als de wind aanwakkert tot een storm en de wilde vlagen het water omwoelen tot in zijn diepste kolken, dan slaan de woeste hoge golven hier met donderend geweld op het strand en overdekken de voet van de blanke duinen met hun trillend schuim. Maar vast, onwrikbaar vast, door God geplant, staat daar het Hollandse duin.

 

Veilig achter die beschermende borstwering ligt het kleine vissersdorp, waarheen dit verhaal ons verplaatst. In de spaarzame schaduw van een bosje bremstruiken zitten twee kinderen. De oudste is een fors gebouwde jongen van ongeveer elf jaar en de jongste is een blond meisje met rode wangen en helderblauwe, lachende kijkers. Ondanks het feit dat zij een jaar of vier jonger is dan de jongen, zijn er in de gelaatstrekken van beiden zoveel overeenkomsten, dat men direct ziet dat zij broer en zus zijn.

Het meisje wijst met haar vingertje naar boven en zegt: ‘Jakob, waar drijven die mooie, witte wolkjes toch heen?’

En als zij geen antwoord krijgt, dan is het niet omdat de jongen geen oplossing weet voor de vraag van Suze, die moeilijk te beant­woorden is, maar omdat Jakobs gedachten afwezig zijn. En dat het geen vrolijke gedachten zijn, bewijzen de dikke tranen, die zijn blauwe ogen verduis­teren en langs zijn frisse wangen lopen.

Als Suze haar broertje aankijkt en zijn tranen ziet, dan trilt ook haar lipje en met haar aantrekkelijk hoofdje tegen zijn schouder ge­leund, huilt ze haar kinderleed uit, terwijl de witte wolkjes hoog aan de hemel voorbijdrijven zonder dat Jakob een verklaring geeft waarheen ze gaan.

Aan de andere kant van de duinen staat het ouderlijk huis van de beide kinderen. Dat huis is het eigendom van hun vader, Herman Holting, gezagvoerder op de kleine schoener ‘De Noordstar’.

Aan de wal noemt men hem kapitein Holting, maar als hij aan boord van zijn schip is, dan wil hij dat het scheepsvolk hem ‘schipper’ noemt, want zo noemde men zijn grootvader en daarna zijn vader ook. En Holting hoopt van ganser harte, dat ook zijn Jakob eens ‘schipper Holting’ zal zijn. Hij is het echte type van het oud-Hollandse zeemansras en zeeman in hart en nieren. Zijn vrouw en kinderen heeft hij hartstochtelijk lief. En als hij in vreemde wateren omzwerft, kan hij soms met heimwee in het hart naar hen verlangen.

Ook aan het plekje grond waarop zijn huis staat en waar eens zijn wieg stond, is hij gehecht. Ook dat heeft hij van ganser harte lief, maar boven dat alles bemint hij de zee. De zee, waarop zijn grootvader en zijn vader de dood vonden. De zee, die hij altijd prachtig vindt. Prachtig in haar stille, geheimzinnige rust, als het zachte ruisen van haar wateren zich vermengt met het matrozenlied. Prachtig, ook als de bulderende orkaan zijn donderende stem laat horen. Dan is schipper Holting in zijn volle kracht en geeft zijn onverschrokken moed veerkracht aan zijn vechtend scheepsvolk. Dan boezemt zijn metalen stem, die uitklinkt boven het stormgeloei, de scheepslieden, die hun moed dreigen te verliezen, vertrouwen in en iedere man aan boord van ‘De Noordstar’ gehoorzaamt blindelings het commando van schipper Holting.

Hij is maar zelden aan wal. En als hij na een lange reis thuiskomt bij vrouw en kinderen, dan is de vreugde van het weerzien zo groot, dat hij het plan opvat om deze keer eens echt lang van het vreedzame, huiselijke leven te genieten. Een rustig leven, waarnaar hij op zee bij ogenblikken zo reikhalzend kon verlangen.

Maar al na korte tijd betrapt hij zich er dan op, dat de zin om te varen hem weer bekruipt. En hij is pas weer echt in zijn element als de ‘De Noordstar’ dobbert op de deinende golven buitengaats[1].

 

Op het tijdstip, waarop ons verhaal begint, is schipper Holting thuis. Gisteravond is hij aangekomen, maar niet zoals anders met de gulle lach van het blijde weerzien op het door weer en wind gebruinde gezicht.

O nee, met bange verwachting in het hart en met een angstig voorgevoel van naderend onheil, heeft hij zich op weg naar huis begeven.

Anders zond hij van tevoren bericht naar het ‘Witte Huis’, zoals men in het dorp de woning van Holting noemde. En dan is het steeds de gewoonte van zijn vrouw, zijn Anna, om hem op het duinpad tegemoet te komen, met haar kinderen aan de hand.

Hoe hartelijk en vol liefde heette zij dan haar echtgenoot welkom in het vaderland, met een traan van dankbaar­heid in het oog over zijn behouden terugkeer in het ‘Witte Huis’.

Nooit zal zijn trouwe Anna hem weer tegemoet komen op het witte duinpad. Want de slepende ziekte, die haar heeft aangetast, heeft zulke vreselijke vorderingen gemaakt, dat alle hoop op herstel is uitgesloten. Zo moedig en onverschrokken schipper Holting was, als het gevaar hemzelf bedreigde, zo moedeloos en terneer­geslagen is hij, nu de wrede dood de koude hand uitstrekt naar zijn Anna, de moeder van zijn kinderen.

 

[1] In volle zee